Voor een symfonie die ik aan het schrijven ben, vraag ik me af hoe het met de bezetting van bepaalde blazers zit.
Even uitgaande van de volgende bezetting:
16 Eerste violen
14 Tweede violen
12 Altviolen
10 Celli
8 Contrabassen
2 Dwarsfluiten + piccolo
2 Hobo's + althobo
2 Klarinetten + basklarinet
2 Fagotten + contrafagot
4 Hoorns
3 Trompetten
3 Trombones
1 Tuba
1 Timpani
Deze informatie heb ik uit het al tamelijk gedateerde Walter Piston (1955) over het orkest en instrumentatie.
Betekent dit voor de houtblazers dat er 3 fluitisten zijn, waarvan er 1 normaal met de andere twee meespeelt bij tutti-passages en op de piccolo bij piccolo-passages? En wat bij een partij voor 2 piccolo's? Krijg je dan 1 dwarsfluit met 2 piccolo's?
Zelfde vraag bij de andere rietblazers.
Dan nog dit: is het gebruikelijk voor trompetisten om kornetten bij zich te hebben voor bepaalde passages? Welke opnames kun je me aanraden om te luisteren naar de klankkleur van kornetten? Het gaat mij vooral om de verschillen tussen trompetten en kornetten. Wat ik ervan lees is dat kornetten een meer conische en dus rondere klank hebben dan de schellere trompetten. Zijn die laatste ook luider of maakt dat niet uit?
Goed, heel veel vragen dus, maar als je met 1 of meerdere kan helpen, gaarne.