Ik kan niet zeggen dat ik een afkeer heb van componisten, maar Richard Strauss staat bij mij niet zo hoog op de ladder, uitgezonderd Tuyl Uilenspiegel, Tot und Verklaerung en vier letzte Lieder. zijn Alpen-sinfonie en Sinfonia Domestica vind ik vervelend.
Strawinsky zei eens over Vivaldi: 700 keer hetzelfde werk. Er bestaat wel een ‘Vivaldi’ klank, maar die is er ook bij Haydn en Mozart. En toch is er zoveel te genieten bij deze componisten qua stijl, variatievorm (Ah, vous-direz je, Maman, KV 331), humor (AbschiedsSinfonie van Haydn, Musikalischer Spass (Mozart), programmatisch (4 Jaargetijden), kortom, ik geniet enorm van deze componisten. Brahms ben ik later ook meer gaan waarderen; in het begin vond ik zijn kamermuziek ietwat bombastisch, maar na meerdere luister-sessies begrijp ik zijn muziek beter.
Britse componisten staan altijd hoog op mijn lijst, of het nu Arne, Purcell, Haendel of Elgar, Vaughan Williams, Britten, Moeran, Bax, Bliss, Tipppitt of Jacob is. Zelfs modernere componisten zoals Frankl leunen tegen het 12-toons systeem aan, maar liggen nog steeds aangenaam in het gehoor.
Echte A-tonale muziek kan mij niet bekoren. Een cacafonie van klanken, hoe goed ook gespeeld doet mij absoluut niets. Stockhausen, Berio of John Cage komen in mijn verzameling dan ook niet voor. Het enige leuke aan de ‘4 min. 32’ van Cage was de reactie van het publiek.
'Mozart is too easy for children and too difficult for artists' (A. Schnabel)
mvg
Joop